Tegenwoordig is het geen overbodige luxe meer om een computernetwerk doorheen je hele huis te leggen. Bekabelde netwerken zijn sneller en stabieler dan een draadloze oplossing en bieden meer en meer mogelijkheden. Maar wist je dat je die kabels ook gemakkelijk zelf kan maken?
Steeds meer audio- en videoapparatuur maakt vandaag de dag gebruik van een computernetwerk. Zo’n netwerk duikt vaak op in draadloze vorm. Da’s handig omdat je geen kabels meer weg moet moffelen, maar helemaal bedrijfszeker zijn die draadloze oplossingen niet. Zeker als je ook videobeelden wil streamen via draadloze computernetwerken loopt het wel eens mis.
Bekabelde netwerken hebben minder moeite met het doorpompen van grote geluids- en videobestanden. Als je gaat klussen in je huis, dan heb je vaak de mogelijkheid om in één keer ook nieuwe kabels weg te werken. Achter de plinten van een nieuwe plankenvloer bijvoorbeeld, of bovenop een nieuw, vals plafond.
Grijp je kans
Gebruik die kans om je huiskamer, slaapkamer, terras en andere ruimtes te voorzien van netwerkbekabeling – vroeg of laat komt die zeker nog van pas. Het leuke is dat je netwerkkabels gemakkelijk zelf kan maken. Een minimum aan benodigdheden, wat tijd en deze workshop zijn alles wat je nodig hebt.
Je moet op voorhand wel bepalen waar je de netwerkbekabeling laat vertrekken én toekomen. In de meeste gevallen vertrekken alle netwerkkabels best vanuit één centrale plaats, waar bijvoorbeeld een router of muziekserver komt te staan.
Van daaruit trek je kabels naar de woonkamer, slaapkamer, het terras, enzovoort. Je kan beide uiteinden van die kabels voorzien van zogenaamde RJ45-stekkers, die je rechtstreeks in een netwerkpoortje van een router of een mediagateway plugt.
Het is echter handiger om in het centrale punt te werken met een zogenaamd patchpanel (verkrijgbaar in de computerhandel), en in de kamers zelf met een netwerkpoort (of netwerkstopcontact, de aansluiting waarop je de kabel inplugt).
Dan kan je later vanuit die punten apparatuur aansluiten met kortere netwerkkabels. Voor je aan deze workshop kan beginnen, moet je even langs de doe-het-zelfzaak voor een rol(letje) UTP-bekabeling van het type cat. 5e of 6, een doosje RJ45-stekkers én een krimptang die RJ45-stekkers kan samendrukken.
,
Leg de kabel op zijn plaats en knip ‘m op de gewenste lengte. Met het snijmes van de krimptang strippen we voorzichtig de buitenste plasticlaag van de kabel. Dat kan ook met een speciale striptang of – voorzichtig! – met een scherp mes.
Draai de gekleurde draadparen los van elkaar zodat je vier aparte en vrij te bewegen paren hebt. Let op de kleuren en plooi ze in deze volgorde van links naar rechts: groen/wit, groen, oranje/wit, blauw, blauw/wit, oranje, bruin/ wit en dan bruin. Knip ze recht af.
Schuif de gekleurde ‘aders’ in de RJ45-stekker die met het lipje naar beneden is gericht. Duw ze tot aan de kop van de stekker, controleer andermaal de kleurvolgorde en ga na of er geen aders samengeduwd zijn. Schuif een stukje van de kabelhuls mee in de stekker.
Neem de krimptang, plaats de RJ45-stekker in de tang en duw alles met een flinke kneep helemaal dicht. Voorzie het andere eind van de kabel op exact dezelfde manier van een RJ45-connector, en je netwerkkabel is klaar.
Laat je veel netwerkkabels toekomen op één punt, dan is een patchpanel een handige toevoeging aan je netwerk. Dat apparaat verzamelt alle kabels zodat ze snel aan- en af te koppelen zijn aan verschillende netwerkapparaten. Ook hier is extra gereedschap om de aders vast te pinnen soms noodzakelijk.
Je kan het uiteinde van een kabel ook voorzien van een netwerkpoortje. Niko heeft prima exemplaren die je zonder extra hulpmiddelen kan aansluiten. Sommige merken vereisen de aanschaf van extra gereedschap om de draden vast te pinnen.